Neonicotinoïden: ondanks EU-moratorium lopen bijen nog steeds risico

Sinds 2013 bestaat een moratorium van de Europese Unie (EU) op het gebruik van drie neonicotinoïden op gewassen die bijen aantrekken. Onderzoekers van het CNRS, INRA en het Institut de l’Abeille (ITSAP) hebben zojuist aangetoond dat residuën van deze insecticiden – en vooral van imidacloprid – nog steeds worden gedetecteerd in de nectar van 48% van de bestudeerde velden; de contaminatie was sterk uiteenlopend volgens de jaren. Een beoordeling van het risico voor bijen, op basis van gezondheid modellen en parameters hebben onthuld dat tijdens twee van de vijf jaren minstens 12% van de velden voldoende besmet was om 50% van de bijen en hommels te doden die erop foerageerden. De bevindingen werden gepubliceerd in Science of the Total Environment (28 november

2019).

De rol van neonicotinoïden op de achteruitgang van bijen leidde in de EU vanaf 2013 tot het moratorium op het beperkt gebruik van drie insecticiden – clothianidine, imidacloprid en thiamethoxam – op gewassen die bestuivende bijen aantrekken. In september 2018 besliste Frankrijk een volledig verbod in te voeren op het gebruik van deze producten. Toch worden nog vaak neonicotinoïden gedetecteerd op wilde bloemen en onbehandelde gewassen, wat wijst op illegaal gebruik in de landbouw.

Om dit verder te onderzoeken, hebben wetenschappers van het Chizé Center for Biological Studies (CNRS / La Rochelle University); INRA units Abeilles,Paysages, Interactions et Systèmes de Culture (APIS) en Abeilles et Environnement (AE); en ITSAP vijf jaar na goedkeuring van het moratorium, tussen 2014 tot 2018 een onderzoek georganiseerd op neonicotinoïde residuën in nectar en vonden die in 291 stalen op 536 monsters.

Hun eerste vaststelling was dat de drie neonicotinoïden in kwestie

aanwezig waren in de monsters. Vooral imidacloprid werd elk jaar gedetecteerd in 43% van de geanalyseerde monsters (overeenkomend met 48% van de velden), zonder dalende trend door de jaren heen maar wel met een grote variatie. In 2016 testten meer dan 90% van de monsters positief, versus 5% in 2015. De residugehalten zijn afhankelijk van het type grond en zijn hoger wanneer er meer neerslag is, maar ze lijken niet direct gekoppeld te zijn aan de ruimtelijke of temporele nabijheid van potentieel behandelde gewassen. Hoewel 92% van de positieve monsters slechts 0,1 tot 1 ng/ml imidacloprid bevatten, werden de maximale concentraties in sommige gevallen overschreden tot zelfs 70 ng/ml.

Met behulp van deze gegevens, de sterftecijfers gebaseerd op modellen van gezondheidsinstanties en parameters is het besluit dat er een niet te verwaarlozen risico is voor bestuivende bijen. Voor binnenlandse bijen, piekte het risico in 2014 en 2016, toen ongeveer 50% van de

bestuivers waarschijnlijk stierven aan imidacloprid in 12% van de bestudeerde stalen. In die jaren vertoonde 10% tot 20% van de percelen een niveau van besmetting geassocieerd met hetzelfde risico op overlijden voor hommels en solitaire bijen. Deze bevindingen geven aan dat aanhoudend gebruik van neonicotinoïden op bepaalde gewassen in open velden bijen en andere bestuivers bedreigt. Ze bevestigen dat

residuen van imidacloprid in het milieu blijven en zelfs sinds 2013 opduiken in de nectar van koolzaad, hoewel neonicotinoïden daarop niet toegepast worden. De resultaten rechtvaardigen een totaal verbod op het gebruik van neonicotinoïden in Frankrijk, goedgekeurd in september 2018.

Deze studie werd uitgevoerd in de Zone Atelier Plaine & Val de Sèvre, een unieke CNRS-site in West-centraal Frankrijk (Deux-Sèvres, Nouvelle-Aquitaine).

Vertaling persbericht door Andre Teirlinck