Negatieve psychosociale factoren in de kindertijd spelen rol op latere leeftijd

Negatieve psychosociale factoren in de kindertijd worden in verband gebracht met slechter leren en geheugen op middelbare leeftijd.

Een Finse studie, gecoördineerd door het Centrum voor Volksgezondheid aan de Universiteit van Turku, toont aan dat cumulatieve ongunstige psychosociale factoren in de kindertijd verband houden met slechter leren en geheugen op middelbare leeftijd, en met name de zelfregulatie en sociale aanpassing van het kind.

Samen met de vergrijzing neemt de prevalentie van cognitieve tekorten toe. Het onthullen van de rol van verschillende blootstellingen vanaf de kindertijd is dus belangrijk om hulpmiddelen te bieden voor cognitieve gezondheidsbevordering. Een ongunstige psychosociale omgeving in de kindertijd kan de cognitieve ontwikkeling schaden, maar de associaties met de cognitieve functie van volwassenen blijven onduidelijk. Resultaten van een longitudinale Finse studie tonen aan dat ongunstige psychosociale factoren in de kindertijd verband kunnen houden met slechter leren en geheugen op middelbare leeftijd.

“Eerder bewijs over ongunstige psychosociale factoren en cognitieve gevolgen komt voornamelijk uit kortetermijn- of retrospectieve langetermijnonderzoeken die zich richten op een enkele psychosociale factor of tegenspoed. Deze studie is één van de eerste prospectieve longitudinale studies die zich richt op de associaties tussen meerdere psychosociale factoren bij kinderen en cognitieve functies in de volwassenheid”, zegt doctoraal onderzoeker Amanda Nurmi van het Center for Population Health Research van de Universiteit van Turku en het Universitair Ziekenhuis van Turku.

Cognitieve prestaties werden gemeten op de leeftijd van 34-49 jaar. Van de meer dan 2.000 deelnemers met cognitieve functiegegevens, hadden 1.191 ook volledige gegevens over psychosociale factoren bij kinderen vanaf de kindertijd. Sociaal-economische en emotionele omgeving, ouderlijk gezondheidsgedrag, stressvolle gebeurtenissen, zelfregulatie en sociale aanpassing werden in de basislijn bevraagd. De resultaten suggereren dat accumulatie van ongunstige psychosociale factoren in de kindertijd kan samengaan met een slechtere cognitieve functie op middelbare leeftijd. Met name slecht zelfregulerend gedrag en sociale aanpassing in de kindertijd geassocieerd met een slechter leervermogen en geheugen ongeveer 30 jaar later.

“De resultaten van onze studie kunnen worden gebruikt om  interventies te ontwikkelen die gericht zijn op gezinnen met cumulatieve ongunstige psychosociale factoren. Interventies ter bevordering van een betere psychosociale omgeving in de kindertijd kunnen associaties hebben met cognitieve functies en dus ook worden weerspiegeld in toekomstige generaties via opvoedingsattitudes, “zegt Nurmi.

Deze studie maakt deel uit van de lopende nationale studie over cardiovasculair risico bij jonge Finnen, gecoördineerd door het onderzoekscentrum voor toegepaste en preventieve cardiovasculaire geneeskunde aan de universiteit van Turku. Aanvankelijk werden 3.596 deelnemers gedurende 31 jaar herhaaldelijk gevolgd voor hun gezondheids-, psychosociale, cardiovasculaire en leefstijlfactoren van kindertijd tot volwassenheid.

De resultaten zijn gepubliceerd in het tijdschrift Neuropsychology: https://doi.org/10.1037/neu0000877

Vertaling persbericht: Andre Teirlinck