Fijnstof kan sterfte jongeren met bepaalde vormen van kanker verhogen

Onderwerp: Uit een analyse van bijna 16.000 jonge patiënten met kanker in Utah bleek dat blootstelling aan fijn stof geassocieerd was met een verhoogde mortaliteit van vijf tot tien jaar na de diagnose van bepaalde kankers.

Tijdschrift waarin de studie werd gepubliceerd: Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention, een tijdschrift van de American Association for Cancer Research; dit artikel zal worden opgenomen in een bijdrage over milieu carcinogenese in het tijdschrift.

Auteur: Judy Ou, PhD, onderzoekswetenschapper bij het Huntsman Cancer Institute aan de Universiteit van Utah in Salt Lake City

Achtergrond: “Naar schatting leeft ongeveer 40 procent van de Amerikanen in ongezonde  lucht”, zei Ou. “Momenteel zijn er geen richtlijnen voor overlevenden van kanker op lange termijn die adviseren om blootstelling aan luchtverontreiniging te verminderen, noch worden kankerpatiënten beschouwd als een bevolking die kwetsbaar is voor sterfte of ziekte als gevolg van luchtverontreiniging. Onze resultaten suggereren dat het beperken van blootstelling aan fijn stof belangrijk kan zijn voor de overleving van jongere kankerpatiënten met specifieke kankers.”

Studies hebben associaties aangetoond tussen verhoogde blootstelling aan fijn stof, gedefinieerd als atmosferische deeltjes met een diameter van minder dan 2,5 micrometer, en sterfte aan kanker bij volwassenen met borst-, lever- en longkankerpatiënten, maar de onderliggende biologie van kanker bij jonge patiënten kan mogelijk verschillen van kanker bij volwassenen, legde Ou uit. “Omdat de associaties die zijn waargenomen tussen blootstelling aan fijn stof en verhoogde sterfte aan kanker bij volwassenen niet gemakkelijk kunnen worden geëxtrapoleerd naar jongere kankerpatiënten, wilden we onderzoeken hoe voortdurende blootstelling aan fijn stof na diagnose de overlevingsresultaten in deze specifieke populatie beïnvloedde,” zei ze.

Hoe de studie werd uitgevoerd: met behulp van informatie uit de Utah Population Database en Utah Cancer Registry volgden Ou en collega’s 2.444 kinderen (leeftijden 0 tot 14) en 13.459 jongvolwassenen en adolescenten (AYA; leeftijden 15 tot 39) bij wie  tussen 1986 tot 2015 kanker werd vastgesteld. Deze patiënten werden gevolgd vanaf de diagnose tot de klinisch relevante tijdstippen van vijf en tien jaar na de diagnose.

Om de cumulatieve blootstelling aan fijn stof in te schatten, gebruikten de onderzoekers gegevens van stationaire monitoren van de Environmental Protection Agency (EPA). Met behulp van deze informatie konden de onderzoekers het verband modelleren tussen cumulatieve blootstelling en sterfte door kanker en andere oorzaken. De blootstelling aan fijn stof werd continu gemeten (in stappen van 5 microgram per kubieke meter lucht; μg / m3) en categorisch (als de blootstelling gelijk was aan of hoger was dan de jaarlijkse EPA-norm van 12 μg / m3, gebaseerd op de drie- jaargemiddelden van de jaarlijkse gemiddelde concentratie fijn stof) voor deze modellen. Modellen werden onder andere gecorrigeerd voor geslacht, ras/etniciteit en sociaal economische status.

Resultaten: Bij jonge patiënten ging blootstelling aan fijn stof gepaard met een verhoogd risico op overlijden voor de volgende specifieke kankers:

• Lymfomen verhoogden kankersterfte en sterfte door alle oorzaken, wanneer de blootstelling continu werd gemeten;

• Centraal zenuwstelsel en intracraniële/spinale neoplasmata verhoogden sterfte aan kanker en sterfte door alle oorzaken, wanneer de blootstelling continu werd gemeten;

• Lymfoïde leukemieën gaven een verhoogde mortaliteit door alle oorzaken vijf jaar na de diagnose, toen de blootstelling zowel continu als categorisch werd gemeten;

• Levertumoren gaven een verhoogde mortaliteit door alle oorzaken 10 jaar na de diagnose, wanneer de blootstelling continu werd gemeten.

Over het algemeen was blootstelling aan fijne deeltjes bij AYA-patiënten geassocieerd met een verhoogd risico op kankersterfte en sterfte door alle oorzaken op beide tijdstippen waarop de blootstelling categorisch werd gemeten. Blootstelling aan fijn stof ging vijf jaar na de diagnose gepaard met een verhoogd risico op sterfte door alle oorzaken wanneer de blootstelling continu werd gemeten.

Verder werd bij AYA-patiënten blootstelling aan fijn stof geassocieerd met een verhoogd risico op overlijden voor de volgende specifieke kankers:

• Centraal zenuwstelsel en intracraniële/spinale neoplasmata gaven op beide tijdstippen een verhoogde sterfte aan kanker en sterfte door alle oorzaken, wanneer de blootstelling zowel continu als categorisch werd gemeten;

• Huidmelanomen gaven een verhoogde sterfte aan kanker vijf jaar na de diagnose wanneer de blootstelling categorisch werd gemeten en een verhoogde sterfte door alle oorzaken op beide tijdstippen waarop de blootstelling categorisch werd gemeten;

• Carcinomen (exclusief huid), wanneer ze collectief werden geanalyseerd,  gaven een verhoogde kankersterfte en sterfte door alle oorzaken op beide tijdstippen waarop de blootstelling continu of categorisch werd gemeten;

• Lymfomen gaven een verhoogde mortaliteit door alle oorzaken vijf jaar na de diagnose wanneer de blootstelling categorisch werd gemeten.

Opmerkingen van de auteur: “Blootstelling aan luchtverontreiniging is tot op zekere hoogte op individueel niveau te voorkomen, maar de verantwoordelijkheid ligt uiteindelijk bij de overheid om het publiek te beschermen tegen dit groot gezondheidsrisico”, aldus Ou. “We hebben patiënten en hun zorgverleners nodig om geïnformeerde advocaten te worden ter ondersteuning van de handhaving van de luchtkwaliteit op lokaal, staats- en federaal niveau.”

Onderzoeksbeperkingen: als beperking voor het onderzoek werden gegevens voor 1999 tot 2015 verzameld van stationaire monitoren die fijne deeltjes meten in de hele staat Utah, maar de gegevens voor 1986 tot 1998 werden verzameld van stationaire monitoren die grove deeltjes meten, gedefinieerd als atmosferische deeltjes met een diameter van minder dan 10 micrometer, in vier provincies in Utah die 80 procent van de bevolking van Utah bevatten. “Hoewel fijn stof niet rechtstreeks werd gemeten van 1986 tot 1998, zijn metingen van grof stof en fijn stof sterk verwant, waardoor we in deze jaren metingen van fijn stof kunnen extrapoleren,” legde Ou uit.

Vertaling: Andre Teirlinck