Relatie tussen chirurgie en Alzheimer

Een nieuwe studie gepubliceerd in het Journal of Alzheimer’s Disease uitgevoerd door onderzoekers van het Universitair Ziekenhuis Marqués de Valdecilla-IDIVAL, in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Bonn Medical Center, vindt dat chirurgie een promotor of versneller kan zijn van de ziekte van Alzheimer (AD). De hoofdauteur van de publicatie was Carmen Lage en de hoofdonderzoeker Pascual Sánchez-Juan.

AD is één van de grootste uitdagingen voor de volksgezondheid. Tussen de eerste laesies in de hersenen en de klinische manifestaties kan 20 jaar verstrijken. Vandaag kunnen we de aanwezigheid van deze initiale laesie detecteren door biochemische markers zoals amyloïde-β, één van de belangrijkste eiwitten die zich opstapelen in de hersenen van Alzheimerpatiënten. De frequentie van amyloïde-β-afzettingen bij gezonde mensen neemt toe met de leeftijd, en zouden aanwezig zijn bij een derde van de mensen boven de  65. Het is echter niet goed geweten wat bepaalt in welke mate amyloïde-β-dragers leiden naar dementie of inactief blijven.

Carmen Lage zei: “Hoewel het fenomeen van cognitieve achteruitgang na een operatie al lang bekend is, zijn er maar weinig onderzoeken die het in verband brengen met AD. In de kliniek vertellen de familieleden van patiënten vaak over het geheugenprobleem na een chirurgische ingreep. De vraag stelt zich: is dit slechts een terugroepbias of heeft een operatie het optreden van de symptomen in reeds aangetaste hersenen aangewakkerd? ”

Dit is de vraag die het werk van onderzoekers motiveerde van het Marqués de Valdecilla Universitair Ziekenhuis-IDIVAL om de relatie tussen amyloïde-β-niveaus in de cerebrospinale vloeistof (CSF) en chirurgie te bestuderen. De onderzoekers voerden cognitieve testen uit bij gezonde personen ouder dan 65 jaar voordat ze orthopedische chirurgie ondergingen; monsters van CSF verkregen om amyloïde-β-niveaus tijdens anesthesie te bepalen; en vervolgens negen maanden later werden opnieuw dezelfde testen uitgevoerd. Het belangrijkste resultaat was dat de helft van de cognitie van de patiënten verslechterde in vergelijking met hun toestand vóór de operatie en degenen bij wie de amyloïde-β-spiegels waren veranderd vertoonden een patroon dat compatibel is met het begin van AD, waarbij  geheugenproblemen overheersten.

Carmen Lage zei: “Vóór de operatie waren de geheugen testscores van de proefpersonen met abnormale amyloïde-β-spiegels niet te onderscheiden van die van proefpersonen met normale niveaus, en toch waren ze na de operatie aanzienlijk erger. Deze resultaten leiden tot de conclusie dat een operatie verschillende patronen van cognitieve veranderingen kan veroorzaken, afhankelijk van de eerdere aanwezigheid of afwezigheid van pathologische veranderingen van Alzheimer. Terwijl proefpersonen zonder amyloïde-β-pathologie een verslechtering vertoonden die het geheugen niet beïnvloedt, waarschijnlijk geassocieerd met factoren die inherent zijn aan de operatie zelf, leden die met amyloïde-β-pathologie aan een cognitieve achteruitgang die voornamelijk het geheugen aantastte en die consistent was met de eerste klinische manifestaties van AD en daarom geassocieerd wordt met grotere kansen op progressie naar dementie.”

Dr. Pascual Sanchez-Juan voegde eraan toe: “De geleidelijke veroudering van onze samenleving en de verbetering van de chirurgische techniek betekent dat steeds meer oudere en kwetsbare personen een operatie ondergaan. Preoperatieve evaluatie beoordeelt altijd of de hart- of ademhalingsfunctie bestand zijn tegen de operatie, maar de mogelijke gevolgen van de uitwerking op de hersenen van de patiënt wordt meestal niet bepaald. Onze resultaten pleiten ervoor dat preoperatieve evaluatiestudies ook cognitieve testen zouden bevatten, en zelfs de analyse van de biomarkers van Alzheimer, vooral daar deze te zien zijn in plasma.”

Vertaling: Andre Teirlinck