Glucosetest voorspelt afname episodisch (persoonlijke gebeurtenissen) geheugen

Diabetes is een risicofactor voor cognitieve achteruitgang. In een onderzoek aan de Universiteit van Turku en het Fins Instituut voor Gezondheid en Welzijn merkten de wetenschappers op dat al een hogere glucosespiegel van twee uur in de glucosetolerantietest slechtere prestaties voorspelt in een test die het episodisch geheugen na tien jaar meet. Achteruitgang van het episodisch geheugen is één van de eerste symptomen van de ziekte van Alzheimer.

Van diabetes is bekend dat het een onafhankelijke risicofactor is voor geheugenstoornissen. Eerdere studies hebben aangetoond dat risicofactoren voor diabetes, zoals obesitas, metabool syndroom en verminderde insulinegevoeligheid, geassocieerd zijn met achteruitgang van cognitieve functies en een verhoogd risico op het ontwikkelen van geheugenstoornissen. Nuchtere bloedglucose is niet zo’n goed hulpmiddel om het risico te meten, en volgens een eerder rapport van de Finse Health 2000-studie voorspelde het geen achteruitgang van de geheugenfuncties.

Twee uur glucose in een glucosetolerantietest is een veelgebruikte test in de gezondheidszorg, waar het wordt gebruikt om te onderzoeken of de geteste persoon diabetes of een verminderde glucosetolerantie heeft. Volgens de definitie heeft een persoon een verminderde glucosetolerantie wanneer het glucoseniveau in een glucosetolerantietest van twee uur verhoogd is, maar niet aan de diagnostische criteria voor diabetes wordt voldaan.

In de nieuwe studie onderzocht men of de glucosespiegels van een twee uur durende glucosetolerantietest na een follow-up periode van tien jaar verband hield met cognitieve functies. De enquêtes werden uitgevoerd in 2000-2002 en 2011 over in totaal 961 deelnemers. Geheugen en andere cognitieve functies werden gemeten met drie tests die vaak worden gebruikt in b.v. diagnostiek en follow-up van patiënten met geheugenstoornissen.

De studie suggereerde dat een hogere bloedglucosespiegel gemeten in een glucosetolerantietest in 2001-2002 geassocieerd was met zwakkere prestaties in een geheugentest die in 2011 werd uitgevoerd, waarbij de deelnemers na een vertraging een eerder geleerde lijst met woorden moesten oproepen.

– De gemeten glucosespiegel in de twee uur durende glucosetolerantietest was ook geassocieerd met een grotere afname van de resultaten van de test tijdens de follow-up periode. De analyses hielden rekening met de belangrijkste bekende risicofactoren van geheugenstoornissen, zoals leeftijd, opleidingsniveau, verhoogde bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte, obesitas, diabetes type 2 en roken, zegt hoofdauteur, promovendus Sini Toppala van de Universiteit van Turku.

De studie is gebaseerd op de op de bevolking gebaseerde Health 2000-enquête van het Fins Instituut voor Gezondheid en Welzijn en de aanvullende gegevens die in 2001-2002 zijn verzameld, evenals de follow-up, de Health 2011-studie. Tijdens de eerste enquête waren de deelnemers in de leeftijd tussen 45 en 74 jaar (gemiddeld 55,6 jaar).

– De studie toont aan dat een glucosetolerantietest helpt bij het identificeren van patiënten met een verminderde glucosetolerantie die een verhoogd risico hebben op cognitieve achteruitgang. Dit is belangrijk om interventies doelgericht te maken, zegt Toppala.

Vertaling: Andre Teirlinck