Diagnose ‘prediabetes’ minder van nut bij oudere patiënten

Uitgebreid onderzoek ondersteunt de focus op gezonde levensstijl veranderingen, aangezien aangetoond is dat oudere, ‘prediabetisch’ geachte volwassenen, zelden daadwerkelijk diabetisch worden.

Oudere volwassenen, geclassificeerd als prediabetici als gevolg van gematigd verhoogd bloedsuiker ontwikkelen meestal geen volwaardige diabetes, volgens een studie geleid door onderzoekers aan de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health.

Artsen beschouwen prediabetes nog steeds als een nuttige indicator voor toekomstig diabetesrisico bij jonge en middelbare volwassenen. De studie, waarbij bijna 3.500 oudere volwassenen met 76 als gemiddelde leeftijd ca. 6,5 jaar werden gevolgd, toont echter aan dat prediabetes geen bruikbare marker is voor het risico op diabetes bij mensen met een wat oudere leeftijd.

De uitkomsten werden 8 februari gepubliceerd in JAMA Internal Medicine.

“Onze resultaten suggereren dat voor oudere volwassenen met bloedsuikergehaltes in de prediabetes range, weinigen daadwerkelijk diabetes zullen ontwikkelen,” zegt senior auteur van de studie Elizabeth Selvin, PhD, professor in het Department of Epidemiology van de Bloomberg School. “De categorie prediabetici lijkt ons niet te kunnen helpen bij het identiciferen van mensen met een hoog risico. Artsen zullen zich daarom moeten richten op gezonde leefstijlveranderingen en belangrijke risicofactoren zoals roken, hoge bloeddruk en hoog cholesterol.”

Diabetes type 2 leidt tot een chronische, overmatige glucosebloedspiegel, die organen – waaronder de nieren – belast, het immuunsysteem verzwakt, en bloedvaten beschadigt en daarmee o.a. hartziekten en beroertes in de hand werkt. De prevalentie van gediagnosticeerde diabetes 2 in de Verenigde Staten is gestegen van minder dan 1% in de jaren 1950 naar meer dan 7% vandaag de dag – en onderzoekers denken dat het actuele aantal, inclusief niet-vastgestelde diabetes, op dit moment meer dan 12% is. Deze scherpe stijging heeft als oorzaak de ouder wordende populatie in de VS en steeds meer overgewicht en obesitas.

Artsen hebben het concept van prediabetische bloedsuikerspiegels – die hoger dan normaal zijn maar nog niet in de diabetische range – als een indicator gebruikt voor een verhoogd diabetesrisico bij jongere en middelbare mensen. Echter de bruikbaarheid van dit concept bij oudere volwassenen, vooral 70-ers en ouder, was minder duidelijk.

“Het is heel normaal voor oudere volwassenen om op z’n minst iets verhoogde bloedsuikerspiegels te hebben, maar hoe aannemelijk het is om diabetes te ontwikkelen is nog steeds een vraag,” zegt Selvin.

Om een beter beeld te krijgen hoe het gesteld is met ouderen met prediabetes, richtten Selvin en collega’s zich op de Atherosclerosis Risk in Communities Study. Dit grote epidemiologische cohort project, gesponsord door de U.S. National Heart, Lung and Blood Institute voor zowel zwarte en witte deelnemers, vond plaats bij vier medische centra in de VS, waaronder Johns Hopkins, sinds 1987. Voor hun prediabetes analyse selecteerden de onderzoekers 3.412 ARIC studiedeelnemers die tussen 2011-2013 vervolgconsulten kregen – een periode waarin de deelnemers tussen 71-90 jaar oud waren – en geen diabetesgeschiedenis hadden. Daarna bekeken de onderzoekers hoe metingen van de bloedsuikergehaltes veranderd waren bij het vervolgbezoek in 2016-2017.

Zoals verwacht, zagen de onderzoekers dat “prediabetes”, vastgesteld met twee verschillende bloedtest metingen, heel algemeen was bij de deelnemers bij het 2011-2013 consult. Degenen met prediabetes, vastgesteld door gematigd hoge bloedsuikergehaltes na het ‘s nachts onthouden van voedsel (de ‘impaired fasting glucose’ test, of IFG), waten representatief voor 59% van de oorspronkelijke steekproef, en degenen met prediabetes gedefinieerd met een andere bloedtest voor geglyceerd hemoglobine (HbA1c), waren representatief voor 44% van de oorspronkelijke steekproef.

De resultaten toonden echter aan dat slechts kleine aantallen van de deelnemers, die prediabetes hadden in 2011-2013, diabetes hadden ontwikkeld tegen de tijd dat het 2016-2017 consult plaatsvond – 8% van de door IFG vastgestelde prediabetici, en 9% van de door HbA1c vastgestelde prediabetici.

Daarentegen was 44% van de IFG groep en 13% van de HbA1c groep zodanig verbeterd tijdens het 2016-2017 consult dat hun testresultaten weer terug waren naar de normale range. Bovendien overleed 16% en 19% van deze twee groepen door andere oorzaken ten tijde van het 2016-2017 consult.

De uitkomsten laten zien dat oudere volwassenen met prediabetes, met intervallen zoals tijdens deze studie, meer kans hebben op lagere bloedsuikergehaltes – of op overlijden door andere oorzaken – dan kans op diabetes.

“Het blijkt dat bij oudere volwassenen, ‘prediabetes’ gewoon geen solide diagnose is,” zegt Selvin.

“Onze bevindingen ondersteunen een focus op levensstijlverbeteringen, waaronder bewegen en dieet, indien haalbaar en veilig, voor oudere volwassenen met prediabetes,” zegt Mary Rooney, PhD, postdoctoraal medewerker bij de Bloomberg School en eerste auteur van het verslag. “Deze benadering biedt veel voordelen voor de patienten.”

Selvin en haar collega’s bevelen aan dat artsen hun screenings van oudere volwassenen zouden moeten focussen op risicofactoren – zoals hypertensie – die meer nut hebben bij het voorspellen van ziektes en overlijden in deze bevolkingsgroep.

Vertaling: Ellen Lam