Collega’s kunnen gezonde eetkeuzes beïnvloeden

Wetenschappers uit Keulen en Utrecht hebben ontdekt dat werknemers sneller groenten en fruit eten en meer bewegen als hun collega’s een gezonde levensstijl stimuleren. Ook hangt het gezonde eetgedrag van medewerkers positief samen met de groente- en fruitconsumptie van hun collega’s. Als de ene collega echter veel sport, zet dat anderen er niet toe aan om hem of haar na te volgen.

Dus wat betreft lichaamsbeweging heeft expliciete aanmoediging een positief effect, maar werknemers zijn niet geneigd hun gedrag te modelleren naar dat van andere collega’s die fysiek actiever zijn. De wetenschappers concluderen dat de aanmoediging van collega’s en het eigen gezonde gedrag over het algemeen het potentieel hebben om bij te dragen aan het creëren van een gezondheidscultuur op de werkplek en om alle werknemers te ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes.

De studie werd uitgevoerd door professor dr. Lea Ellwardt van het Instituut voor Sociologie en Sociale Psychologie (ISS) van de Universiteit van Keulen en Anne van der Put van de afdeling Sociologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht. Hun artikel ‘Medewerkers gezond eten en bewegen: de rol van aanmoediging en gedrag van collega’s’ is gepubliceerd in BMC Public Health.

Bewegen en gezond eten zijn niet alleen individuele keuzes, ze worden beïnvloed door familieleden, vrienden of buren. Er is echter weinig bekend over de rol van collega’s, die een andere belangrijke interpersoonlijke invloed hebben. Mensen brengen vele uren op het werk door, omringd door veelal dezelfde collega’s, die daarmee de (on)gezonde keuzes van medewerkers in belangrijke mate kunnen bepalen. De wetenschappers onderzochten in hoeverre collega’s een rol kunnen spelen in elkaars eet- en bewegingsgedrag door zich op twee wegen te richten: collega’s kunnen een gezonde levensstijl stimuleren of fungeren als rolmodel wiens gedrag kan worden geobserveerd en gekopieerd.

Het team gebruikte de European Sustainable Workforce Survey, met gegevens over 4345 werknemers in 402 teams in 113 organisaties. ‘Ons onderzoek toonde aan dat werknemers meer geneigd zijn om groenten en fruit te eten en aan lichaamsbeweging te doen als hun collega’s een gezonde levensstijl aanmoedigen’, zegt Ellwardt. In tegenstelling tot hun verwachtingen vonden Van der Put en Ellwardt echter een negatieve correlatie tussen de fysieke activiteit van werknemers en collega’s wanneer er geen expliciete aanmoediging bij betrokken was.

‘Een verklaring voor ons negatieve resultaat kan zijn dat fysieke activiteit meestal buiten werktijd plaatsvindt, waar het nauwelijks zichtbaar is voor collega’s’, concludeert Elwardt. Mensen eten vaak elke dag op het werk samen met collega’s, terwijl fysieke activiteit privé plaatsvindt, waardoor het minder vatbaar is voor sociale beïnvloeding.

Het onderzoek houdt rekening met zowel de aanmoediging van collega’s als hun werkelijke gedrag, waarbij aanmoediging die specifiek is voor het gedrag wordt aangepakt in plaats van generieke sociale steun, en gedrag wordt onderzocht dat ook buiten de werkplek plaatsvindt. Ellwardt legde uit: ‘De studie is een van de eerste die de rol van het gedrag van collega’s aanpakt met behulp van een netwerkbenadering waarbij directe collega’s worden betrokken. Dit maakte een meer fijnmazige analyse mogelijk dan de aggregatie van maatregelen op individueel niveau of het relateren van werknemers die mogelijk niet in de buurt werken.’

Over het algemeen hebben de aanmoediging van collega’s en het eigen gezonde gedrag het potentieel om bij te dragen aan het creëren van een gezondheidscultuur op de werkplek en om alle werknemers te ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes. De auteurs zijn van mening dat dit het voor managers en beleidsmakers op het gebied van de volksgezondheid veelbelovend maakt om te overwegen.

‘Onze studie impliceert dat het bij het ontwerpen van gezondheidsinterventies belangrijk is om de werkomgeving te integreren met andere sociale actoren zoals partners, familieleden en vrienden. Collega’s zijn relevante bronnen van sociale steun als het gaat om gezond gedrag en kunnen als rolmodel fungeren’, besluit Ellwardt. Cruciaal is dat niet alleen de aanmoediging en het gedrag van collega’s bijdragen aan het creëren van een cultuur van gezondheid op de werkplek, ze ondersteunen ook indirect de gehele beroepsbevolking, inclusief degenen die geen speciale programma’s op de werkplek gebruiken.

Toekomstig onderzoek zou baat hebben bij het gebruik van longitudinale gegevens om invloedsprocessen in de loop van de tijd te onderzoeken, denken de auteurs. Aangezien individuen signalen uit hun omgeving internaliseren om hun intrinsieke motivatie vorm te geven, zou dit onderzoek kunnen aantonen hoe lang het duurt voordat een nieuwe werknemer zich aanpast aan de huidige gezondheidsnorm op het werk.