Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van de Universiteit van Uppsala heeft nieuwe inzichten verkregen in hoe het agressieve hersentumor glioblastoom zich in de hersenen verspreidt. De bevindingen, gepubliceerd in Nature Communications, tonen aan dat de verspreiding van deze tumor nauw samenhangt met de zogenaamde celstatussen van de tumorcellen. Deze ontdekking kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe, gerichtere behandelingen.
Glioblastoom is de meest voorkomende en dodelijkste primaire hersentumor bij volwassenen. In tegenstelling tot veel andere kankers, vormt deze tumor meestal geen uitzaaiingen buiten de hersenen, maar infiltreert hij lokaal in het hersenweefsel. Hierdoor zijn de verspreide tumorcellen moeilijk te bereiken met bestaande therapieën. Het begrijpen van de mechanismen achter deze lokale verspreiding is dan ook cruciaal voor het verbeteren van de behandeling.
De onderzoekers combineerden single-cell RNA-profielanalyse met ruimtelijke eiwitdetectie in zowel muismodellen als tumorweefsel van patiënten. Op basis van genactiviteit werden de tumorcellen ingedeeld in verschillende celstatussen, en er werd een sterke relatie gevonden tussen deze statussen en de wijze van invasie in het hersenweefsel. Sommige cellen volgden bloedvaten tijdens hun groei, terwijl andere zich meer diffuus door het hersenweefsel verspreidden.
Drie genen bleken een sleutelrol te spelen bij deze invasiepatronen:
ANXA1 werd geassocieerd met verspreiding langs bloedvaten.
HOPX en RFX4 hingen samen met diffuse verspreiding door hersenweefsel.
Door deze genen uit te schakelen in preklinische modellen, konden de onderzoekers het invasiepatroon van de tumor beïnvloeden. In meerdere gevallen leidde dit tot een verlengde overleving van de proefdieren, wat wijst op het therapeutisch potentieel van deze aanpak.
Daarnaast werd vastgesteld dat de eiwitten die door de genen ANXA1 en RFX4 worden gecodeerd, ook daadwerkelijk aanwezig waren in menselijk tumorweefsel, en hun aanwezigheid bleek samen te hangen met een slechtere prognose. Dit suggereert dat deze eiwitten ook waarde kunnen hebben als prognostische biomarkers.
Professor Sven Nelander, hoofdonderzoeker van de studie, benadrukt dat glioblastoom geen homogene aandoening is, maar bestaat uit verschillende celtypes met unieke invasieve eigenschappen. Door deze verschillen beter te begrijpen, kunnen gerichtere behandelingsstrategieën worden ontwikkeld die zich specifiek richten op bepaalde celpopulaties binnen de tumor.
Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met wetenschappers van Queen Mary University of London en het Dana-Farber Cancer Institute in Boston. De resultaten markeren een belangrijke stap in het ontrafelen van de complexe biologie van glioblastoom en bieden nieuwe aanknopingspunten voor behandeling en prognose van deze dodelijke ziekte.
Bron: Doroszko et al. The invasion phenotypes of glioblastoma depend on plastic and reprogrammable cell states, Nature Communications.
DOI: 10.1038/s41467-025-61999-1