Mishandeling in kindertijd in verband gebracht met zwaar roken als tiener

Uit eerder onderzoek is bekend dat kinderen die mishandeld worden, kinderen uit arme gezinnen, kinderen met ouders die drugs gebruiken en kinderen met ouders met geestelijke gezondheidsproblemen een grotere kans lopen om op vroege leeftijd te gaan roken. Omdat het toezicht op verwaarloosde en/of mishandelde tieners te kort schiet hebben ze gemakkelijker toegang tot sigaretten en andere middelen. Ze gebruiken die vaak om met hun trauma en angst om te gaan.

Uit deze studie blijkt dat rookexperimenten van kinderen die fysiek misbruik hebben ondervonden als peuters of tieners vaker uitmonden in zwaar roken (en de daarmee gepaard gaande rookverslaving, DS). Verwaarlozing op jonge leeftijd – in de leeftijd tussen peuter en tiener – bleek gekoppeld aan een geleidelijke toename van het sigarettengebruik door rokende tieners.

In de studie werd gebruik gemaakt LONGSCAN (Longitudinal Studies of Child Abuse and Neglect, https://tinyurl.com/uada4ed), een gegevensverzameling van 1400 kinderen van wie het aannemelijk was dat ze verwaarloosd en/of mishandeld werden. In de studie werden 903 personen betrokken.

In deze studie werd niet alleen gekeken naar het wel/niet mishandeld zijn maar ook naar de aard en het tijdstip van de mishandeling. Hoofdauteur Susan Yoon: “We wilden de impact nagaan van die factoren (aard en periode van de mishandeling) op het rookgedrag”. De studie werd onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Substance Use and Misuse (https://tinyurl.com/v4t2nne).

Wat betreft het tijdstip van mishandeling en/of verwaarlozing weren drie periodes onderscheiden: vroege kinderjaren, schoolgaande jaren en adolescentie. Bijna een kwart was verwaarloosd tijdens de vroege kinderjaren en hun schoolgaande jaren, en 19 procent meldde fysiek misbruik op schoolleeftijd. Bijna de helft leefde in armoede en 58 procent woonde in huishoudens waarin familieleden sigaretten rookten.

Op basis van de antwoorden in de leeftijd tussen 12 en 18 werden drie rookpatronen onderscheiden: (A) geen/laag sigarettengebruik (61%), (B) geleidelijk toenemend gebruik (30%) en (C) sterk stijgend sigarettengebruik (9%).

Een statistische analyse toonde aan dat adolescenten die lichamelijk misbruik in de vroege kinderjaren hadden ondervonden een 2,3 keer grotere kans hadden om in groep C (sterk stijgend) terecht te komen dan in groep A (geen/laag). Fysiek misbruik tijdens de adolescentie had een nog sterker effect: een 3,7 keer hogere kans op groep C. In de analyse werden er geen verschillen in rookpatronen (A,B,C) gevonden als gevolg van seksueel en/of emotioneel misbruik.

Yoon: “Niet alleen de soort maar ook de periode van mishandeling voorspelde het rookpatroon. Mishandeling in de vroege kinderjaren en de adolescentie bleken de grootste impact te hebben”.

Ze vervolgt: “De resultaten suggereren dat inspanningen om te voorkomen dat tieners gaan roken voor het twaalfde jaar moeten beginnen, zeker als er een groot risico bestaat op verwaarlozing en/of fysiek geweld. Als we later ingrijpen, is de kans groot dat we te laat zijn”.

Dick Schrauwen (samenvatting van een persbericht uit de VS, zie: https://tinyurl.com/txufgqa)