De toekomst van diermodellen in onderzoek

In deze podcast van het National Institutes of Health (NIH), ging NIH-directeur Dr. Jay Bhattacharya in gesprek met Dr. Nicole Kleinstreuer, plaatsvervangend directeur van DPCPSI (Division of Program Coordination, Planning, and Strategic Initiatives). Het centrale thema: de toekomst van diermodellen in biomedisch onderzoek en de opkomst van mensgerichte alternatieven.

Dr. Kleinstreuer, met een achtergrond in bioengineering en computationele toxicologie, pleit al decennialang voor alternatieven voor dierproeven. Volgens haar bieden moderne technologieën zoals organoïden, tissue chips en geavanceerde computermodellen niet alleen ethische voordelen, maar ook een grotere wetenschappelijke nauwkeurigheid:

“We zijn geen 150-pond ratten. Diermodellen misleiden ons vaak bij het voorspellen van effecten op de mens.”

Onderzoek naar Alzheimer, kanker en cardiovasculaire ziekten laat zien dat talloze behandelingen die effectief zijn bij muizen falen in menselijke klinische proeven. “Mice lie,” zeggen laboratoriumwetenschappers gekscherend — en dat blijkt steeds vaker waar.

Onder leiding van Dr. Kleinstreuer lanceert het NIH een nieuwe organisatie: ORIVA (Office of Research Innovation, Validation, and Application). Dit bureau zal de overstap naar niet-dierlijke methoden structureel ondersteunen en coördineren.

Een belangrijke beleidsverandering is dat nieuwe subsidieaanvragen vanaf nu moeten overwegen of diermodellen echt nodig zijn, en zo niet, gebruik moeten maken van menselijke alternatieven.

Daarnaast werken NIH en FDA samen om niet-dierlijke methoden toe te laten in de regulatoire beoordeling van geneesmiddelen. De FDA heeft onlangs al aangegeven dat in bepaalde gevallen dierproeven niet langer verplicht zijn.

Hoewel de technologie aanwezig is, zijn er nog flinke obstakels. Veel onderzoekers zijn getraind in diermodellen en houden daaraan vast, vaak uit gewoonte of traditie. Bovendien vormen wettelijke regels en goedkeuringsprocedures een extra hindernis.

“Dierproeven zijn voor sommige onderzoekers bijna een geloofssysteem geworden,” stelt Kleinstreuer. “Maar we hebben nu de verantwoordelijkheid om betere, mensgerichtere wetenschap te gebruiken.”

Een gevoelig, maar belangrijk onderdeel van het gesprek betrof het gebruik van honden en katten in onderzoek. Binnen de NIH-campus zijn alle studies met beagles inmiddels beëindigd. Dr. Kleinstreuer bevestigt dat het NIH momenteel werkt aan een actieplan om ook het gebruik van honden en katten in extern gefinancierde projecten uit te faseren.

Het NIH is vastbesloten om diermodellen te vervangen door methoden die relevanter zijn voor de menselijke biologie en minder dierenleed veroorzaken. Met initiatieven zoals ORIVA en nauwe samenwerking met instanties als de FDA, wordt een koers uitgezet naar een toekomst waarin de wetenschap beter, sneller en menselijker wordt.

“Dit is geen activisme,” besluit Kleinstreuer. “Het is gewoon goede wetenschap.”