Onderzoekers van de University of Manchester tonen aan dat de moderne westerse geneeskunde veel te danken heeft aan het hoogontwikkelde zorgsysteem van het oude Egypte.
Volgens Egyptologen professor Rosalie David en dr. Roger Forshaw, auteurs van het nieuwe boek Medicine and Healing Practices in Ancient Egypt (Liverpool University Press), beschikte Egypte duizenden jaren geleden over een efficiënt georganiseerde gezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk was – ongeacht rijkdom of afkomst.
Artsen werkten met verschillende specialisaties, er waren verpleegkundigen en vroedvrouwen (vaak vrouwen, soms beter betaald dan artsen), en studenten werden in tempels opgeleid. Patiënten met langdurige aandoeningen kregen thuiszorg, terwijl zieken die intensievere behandeling nodig hadden verbleven in tempelverblijven die als vroege ziekenhuizen fungeerden.
De zorg werd deels in natura betaald, en in sommige gevallen ondersteund door de staat – een vroege vorm van publieke gezondheidszorg. Wie de eerste vijf levensjaren overleefde, kon rekenen op een levensverwachting vergelijkbaar met die van Victorianen: 30 tot 40 jaar.
De medische papyri waarop het onderzoek is gebaseerd, beschrijven zowel rationele behandelingen zoals verbanden en pijnstilling, als rituele methoden bij geestelijke ziekten. Bekende middelen zoals olie van de woestijndadelboom werden effectief ingezet tegen parasitaire infecties zoals bilharzia – een behandeling die nog tot vijftig jaar geleden werd gebruikt.
Volgens professor David tonen de bevindingen aan dat Europese, Arabische en Griekse geneeskunde rechtstreeks voortbouwen op deze Egyptische tradities.
